Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ2998

Datum uitspraak2006-11-22
Datum gepubliceerd2006-11-24
RechtsgebiedFaillissement
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers63643 / FT-RK 06.5106, insolventienr. F 06/235
Statusgepubliceerd


Indicatie

Behandeling faillissementsverzoek geschorst vanwege verzoek tot schuldsanering. Meerdere aanhoudingen verleend om verzoek te onderbouwen middels een volledig verzoekschrift en de ingevolge de wet benodigde stukken. De termijn van aanhoudingen dreigt onevenredig lang te worden. Alleen schriftelijk verzoek aanwezig in dossier. Ondanks waarschuwingen op meerdere zittingen het verzoek zo spoedig mogelijk te completeren, is het verzoek nog altijd niet aangevuld. De rechtbank oordeelt dat schuldenaar misbruik van procesrecht maakt door steeds om nadere aanhouding te verzoeken en honoreert dat verzoek niet langer. Faillissement is uitgesproken.


Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT Sector civiel recht zaaknummer: 63643/FT-RK 06.5106 faillissementsnummer: 06/235 F vonnis van de enkelvoudige kamer van 22 november 2006 Op 23 februari 2006 is ter griffie een verzoekschrift ingekomen van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SLIGRO FOOD GROUP NEDERLAND B.V., statutair gevestigd en kantoorhoudende te Veghel, procureur mr. C.F.W.A. Hamm, strekkende tot faillietverklaring van [schuldenaar], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], handelend onder de naam DUEL SPECIALTIES en PROTECPLAN, wonende en zaakdoende te [postcode + plaatsnaam], [adres]. De rechtbank heeft het verzoek behandeld in raadkamer op de zittingen van 29 maart 2006 en 12 april 2006 (op welke data schuldenaar niet is verschenen), 26 april 2006, 24 mei 2006, 2 augustus 2006, 13 september 2006, 11 oktober 2006, 8 november 2006 en 22 november 2006. De rechtbank is gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 van Verordening 1346/2000 van de Raad van de Europese Unie bevoegd deze hoofdprocedure te openen nu het centrum van de voornaamste belangen van gerequestreerde in Nederland ligt. Schuldenaar heeft gedurende het aanhangig zijn van het faillissementsverzoek aangegeven dat hij een verzoek heeft gedaan tot toelating in de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft echter inmiddels besloten aan de schorsende werking van zo'n verzoek voorbij te gaan en het onderhavige faillissementsverzoek verder te behandelen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Op de zitting van 26 april 2006 heeft schuldenaar verklaard dat hij een doorstart wil maken en dat hij hiertoe een financieringsverzoek bij de gemeente heeft ingediend. Voorts is hij op deze zitting een betalingsregeling overeengekomen met verzoeker. Op de zitting van 24 mei 2006 heeft schuldenaar verklaard een verzoek voor de schuldsanering te hebben ingediend bij de gemeente. Gezien de schorsende werking van zo'n verzoek heeft de rechtbank het faillissementsverzoek aangehouden in afwachting van het gereedmaken van het verzoekschrift en de verklaring voor de schuldsanering. Op de zitting van 2 augustus 2006 is de behandeling aangehouden aangezien de gemeente nog niet klaar was met verwerking van het schuldsaneringverzoek. Schuldenaar heeft op 30 augustus 2006 nog een schriftelijk verzoek ingediend waarin wordt verzocht om toegelaten te worden tot de schuldsaneringsregeling, echter zonder enige nadere onderbouwing en zonder de daarbij ingevolge de wet benodigde stukken. Op de zitting van 13 september 2006 is gebleken dat het schuldsaneringverzoek van schuldenaar op 2 september 2006 door de gemeente is doorgestuurd naar Zuidweg & Partners ter verdere afhandeling. Hierop is de behandeling van het faillissementsverzoek wederom aangehouden. Zuidweg & Partners heeft op 4 oktober 2006 telefonisch contact opgenomen met de griffier van de rechtbank en onder meer verklaard dat schuldenaar een doorstart wilde maken en niet werkelijk gemotiveerd leek te zijn ten aanzien van het verzoek voor de schuldsanering. Hierop heeft Zuidweg & Partners op 5 oktober 2006 nog een fax naar de griffie gestuurd en daarin aangegeven dat schuldenaar bij het intakegesprek op 20 september 2006 heeft aangegeven dat hij in verband met zijn gewenste doorstart een aanvraag van een Bbz-krediet bij de gemeente wilde indienen. Voorts werd in de fax meegedeeld dat (onder meer ten aanzien van de aanvraag van het Bbz-krediet) meerdere stukken nog ontbraken. Op de zitting van 11 oktober 2006 heeft schuldenaar verklaard dat hij een doorstart wilde maken met zijn eenmanszaak en dat hij hiertoe een aanvraag voor een Bbz-krediet bij de gemeente heeft ingediend. De rechtbank heeft aangegeven dat - indien schuldenaar werkelijk wil worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling - het opstarten, dan wel voortzetten van een bedrijf in de schuldsaneringsregeling niet is toegestaan. Aangezien het verzoekschrift voor de schuldsanering nog steeds niet gereed was, heeft de rechtbank de behandeling van het faillissementsverzoek andermaal aangehouden en schuldenaar erop gewezen dat hij de verwerking van zijn schuldsaneringverzoek moest zien te bespoedigen, daar de termijn van aanhoudingen onevenredig lang dreigde te worden. Op de zitting van 8 november 2006 is gebleken dat het verzoekschrift wederom niet gereed was. Schuldenaar heeft verklaard dat hij nog een aantal stukken had moeten overleggen, maar dat het verzoekschrift binnen een week kon worden opgestuurd naar de rechtbank. De rechtbank heeft hierop de behandeling van het faillissementsverzoek voor de laatste maal aangehouden, teneinde schuldenaar in staat te stellen het verzoekschrift voor de schuldsaneringsregeling te overleggen. De rechtbank heeft schuldenaar nadrukkelijk gewaarschuwd dat, gezien de vele aanhoudingen, verder uitstel niet meer werd geduld en dat het verzoekschrift (inclusief verklaring en bijlagen) binnen twee weken op de rechtbank diende te zijn overgelegd. De rechtbank heeft hierbij duidelijk aangegeven dat het enkel indienen van een schriftelijk verzoek tot schuldsanering, zonder dit verzoek nader te onderbouwen, onvoldoende was om te beoordelen en dat indien het complete verzoekschrift niet binnen de gestelde termijn zou zijn ingeleverd er sprake zou zijn van misbruik van procesrecht. Tenslotte is op de zitting van 22 november 2006 gebleken dat het verzoekschrift andermaal niet gereed en ingediend was. De rechtbank heeft op deze zitting aangegeven dat uit een fax van Zuidweg & Partners van 14 november 2006 is gebleken dat op die datum nog steeds een lijst van crediteuren ontbrak in het dossier. Schuldenaar heeft verklaard dat hij deze lijst op 18 november 2006 naar Zuidweg & Partners heeft opgestuurd en heeft van deze lijst op 21 november 2006 een afschrift bij de rechtbank afgegeven. Gelet op het voorgaande is de rechtank van oordeel dat in het onderhavige geval voorbij gegaan dient te worden aan de schorsende werking van een verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling en dat het faillissementsverzoek verder behandeld dient worden. Het slechts indienen van een schriftelijk verzoek zonder nadere onderbouwing is volstrekt onvoldoende voor de rechtbank om een dergelijk verzoek deugdelijk te behandelen en te beoordelen. Schuldenaar heeft meerdere malen om aanhouding verzocht (en verkregen) om zijn verzoek nader te onderbouwen met een verklaring, een verzoekschrift en de daarbij horende stukken. De rechtbank heeft schuldenaar er in ieder geval vanaf de zitting van 13 september 2006 duidelijk op gewezen dat het schermen met de mededeling dat zijn verzoek nog niet was afgehandeld onvoldoende was en dat hij zelf de afhandeling van zijn verzoek bij Zuidweg & Partners diende te bespoedigen. Ondanks de duidelijke waarschuwing(en) van de rechtbank - met name op de zitting van 8 november 2006 - heeft verzoeker pas op 18 november 2006 een crediteurenlijst naar Zuidweg & Partners gestuurd. Deze lijst blijkt voorts niet te voldoen aan de vereisten van artikel 96 Fw. Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat schuldenaar misbruik heeft gemaakt van procesrecht en zal het verzoek van schuldenaar om de behandeling van het faillissementsverzoek nog nader aan te houden niet honoreren. Het verweer van schuldenaar dat hij onder meer geen medewerking kreeg van zijn voormalige boekhouder en dat hij geen invloed kon uitoefenen op het tempo waarin Zuidweg & Partners zijn verzoek verwerkte doet aan dit alles niet af en de rechtbank gaat hier dan ook aan voorbij. De rechtbank heeft gezien het bovenstaande de behandeling van het faillissementsverzoek voortgezet en heeft vastgesteld dat uit de erkentenis en opgaven van de schuldenaar, in verband met het bij het verzoekschrift gestelde, summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van de schuldeiseres, alsmede dat er feiten en omstandigheden aanwezig zijn, die aantonen dat de schuldenaar verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. Beslissing De rechtbank: - verklaart [schuldenaar], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], handelend onder de naam DUEL SPECIALTIES en PROTECPLAN, wonende en zaakdoende te [postcode + plaatsnaam], [adres], in staat van faillissement; - benoemt tot rechter-commissaris het lid van deze rechtbank mr. P.W. van Baal; - stelt aan tot curator mr. W.P. Groenendijk, advocaat en procureur te Zwijndrecht; - gelast de curator de aan de gefailleerde gerichte brieven en telegrammen te openen. Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. Broeders en uitgesproken op de openbare terechtzitting van woensdag 22 november 2006 te 10:00 uur in tegenwoordigheid van de griffier.